Flatgebouw “Westzeedijk”
Wat Amsterdam in de Stadionbuurt al lang kende en Den Haag aan den Benoordenhoutscheweg en in Zorgvliet o.a. nu ook heeft, nadert zijn voltooiing aan den Westzeedijk. Reeds is men begonnen met de afwerking van het groote flatgebouw, ontworpen door de architect F.L. Lourijsen, dat verrezen is tusschen de Kievitslaan en het Koningin Emmaplein.
Lang heeft de Westzeedijk den modernen bouwstijlen het hoofd kunnen bieden, doch wat gebeuren moest, toen de “Huizenpolder” verkaveld werd, viel niet meer te remmen. En zoo heeft de “nieuwe eeuw” zich ook daar gevestigd.
uit:
Rotterdamsch Nieuwsblad
15 mei 1929
blz 21
Verhuizen is een tumulteuze aangelegenheid, zelfs wanneer men het alleen doet. Betrekt men echter in grooten getale een nieuw huism dan komt er nog heel wat meer kijken, en zoo is het in de eerste weken van Juli j.l. een bedrijvigheid van belang geweest in het eerste Rotterdamsche flatgebouw aan den Westzeedijk. Aanvankelijk had dat reeds met Mei j.l. gereed moeten zijn en de N.V. “voorheen Boersma” te ’s Gravenhage had het werk ook wel op tijd klaar gekregen als de afgeloopen winter niet 10 weken vertraging had veroorzaakt. Er is echter sinds het wijken van den strengen vorst zoo vlot en hard gewerkt dat thans reeds 16 van de 24 flatbewoners hun nieuwe woningen hebben betrokken, de laatsten komen pas in September a.s.
De flatwoning is in deze stad nog iets nieuwes, in Den Haag vindt men er reeds een paar honderd. Evenwel, op de lijst van bewoners vindt men de aanzienlijkste Rotterdamsche namen en bereidwilligheid is er dus wel onder onze “upper ten” om met deze nieuwe wijze van wonen een serieuze proef te nemen. Zelfs zeer oude menschen zijn niet voor de verandering terug geschrikt.
Komt men uit een ouderwetsch groot huis, dan zal de verandering in den beginne wel voelbaar wezen. Reeds het feit, dat men de “buitendeur” en de keuken zoo vlak bij zijn woon- en slaapkamers heeft moet vreemd vallen. Trouwens verscheiden bewoners willen het met hulp alleen overdag proberen, en zoo zijn de keukens wel zeer handig ingericht, maar veel ruimte bieden ze niet. Een ideaal even, juist in deze warme dagen moet echter de electrische koelkast wezen. Ook de stortkokers voor alle vuil op de veranda’s zullen veel gemak bieden, evenals de boodschappen lift, welke alle gezanik aan de deur onnoodig maakt.
Niettemin heeft ieder in huis toch nog zijn eigen solide “buitendeur” met brievenbus en kastjes voor electriciteit en gasmeter er vlak bij.
De vertrekken zijn prettig van verhouding, niet zoo groot dat ze zware aankleeding vragen, evenmin als de stalen vensters. Hoe lichter en eenvoudiger men deze flats meubelt, hoe prettiger ze zijn om te bewonen.
Er moeten zoowel aan den voorkant, als op het achterterrein nog veel gebeuren, de bloemist zal nog heel wat werk hebben, om het flatgebouw den fleurigen indruk te geven, waarop bij den bouw is gerekend, maar de drie ingangen met de bronzen buitendeuren in zwart natuursteen omramig met een goed brok beeldhouwwerk even versierd, maken toch reeds een degelijk voornamen indruk.
Ook de marmeren trappen, welk er zijn in combinatie met de liften, doen het wel, al zijn deze wel wat sober, tegenover de rest.
Bij het gebouw vindt men eenige garages en voor het overige is alles gedaan om het de bewoners zoo gemakkelijk mogelijk te maken. Een drietal piccolo’s zorgt ervoor dat boodschappen enz. steeds in orde komen, ook al is er niemand thuis en ook in andere opzichten zijn de flatbewoners ontheven van vele zorgen, welke in elk ander huis zooveel besognes meebrengen.
Dat het niet meevalt als zoovelen zich tegelijk in één huis installeeren, spreekt vanzelf. Maar het behoort bij het beheer van zoo’n flatgebouw, dat de directie de bewoners tot in het uiterste gerieft, ze vinden dan ook steeds hulp bij de hand. Evenwel, een paar maanden zal het nog wel duren, alvorens het leven in de eerste Rotterdamsche flat tot rust is gekomen
uit:
Rotterdamsch Nieuwsblad
26 juli 1929
blz 13