Rotterdam Centraal
Het nieuwe voorgebouw van het Centraal Station te Rotterdam – met de bouw waarvan dit voorjaar zal worden begonnen – krijgt een hoogte van 13,5 m, waarvoor van de achtergelegen overkapping niets meer te zien zal zijn.
In de voorgevel, ter lengte van 120 meter (en westelijk van het oude station D.P. gelegen), is door de architect ir. S. van Ravensteyn duidelijk uitgesproken de belangrijke functie van centrale hal, welke één grote glazen wand krijgt, reikend van onder tot boven, met aan weerszijden daarvan de vleugels, waarin dienstruimten worden ondergebracht. Aldus zijn drie voor het oog goed waarneembare geveldelen ontstaan.
Deze verscheidenheid in functie wordt versterkt door de gekozen materialen: voor de vleugels zéér lichtkleurige natuursteen, voor de hal de glazen wand en bovendien een de hal omgrenzende zware omlijsting, die zich op geringe hoogte boven de straat als een band langs de vleugels voortzet. Deze band houdt niet bij de uiteinden der vleugels op, doch gaat door, luifelgewijze, over de openingen, die toegang geven tot de zijpleinen ter weerszijden van het gebouw. Deze beide overluifelde doorritten worden bekroond door zeer grote, platte plastieken, die als slotaccoorden de stationsgevel links en rechts afsluiten.
De architect wil met deze luifel en met de keuze der raamvorming in de vleugels een sterke horizontale werking bereiken.
Het plafond van de hal wordt zacht gebogen en de hal zelf indirect verlicht, zodat men van het stationsplein af nimmer in een lamp zal zien en hinderlijke verblinding dus niet zal voorkomen.
Het nieuwe Centraal Station zal worden gebouwd naar de moderne principes, zoals die reeds bij andere naoorlogse stations zijn toegepast. De hal en de tunnels onder de hooggelegen perrons liggen daarbij op het niveau van de straat, zodat de zich naar en van de treinen begevende reizigers slechts gebruik behoeven te maken van één trap, namelijk die, welke de reizigerstunnel met de perrons verbindt. Binnentredend in de hal door de rechts in de glazen gevel geprojecteerde toegangsdeuren vindt de reiziger aan zijn rechterhand achtereenvolgens de telefooncellen, de trap naar de onder de hal gelegen stalling voor 3.500 rijwielen en het inlichtingenkantoor.
Recht tegenover de ingang en gelegen voor de bagagetunnel, die door middel van liften in verbinding staat met de perrons, treft hij de bagagebank aan en links daarvan in het midden van de hal de 14 loketten van het plaatskaartenkantoor. Op zijn weg naar de treinen vindt de reiziger links van dit plaatskaartenkantoor de doorgangscontrole, die ook door met de treinen aangekomen reizigers wordt gebruikt, zodat zowel vertrekkende als aankomende reizigers in de centrale hal worden ontvangen.
Geheel links in de hal en gunstig gelegen ten opzichte van de stroom van aangekomen reizigers is het bagagedepot ontworpen en voorts een boekenkiosk en een sigarenwinkel met tussen de laatste twee een uitgang naar het Westelijk zijplein. Recht tegenover de doorgangscontrole voor de tunnel komt de uitgang naar het voorplein, Een wisselkantoor wordt ondergebracht op de begane grond van de rechtervleugel.
Op het Westelijk zijplein zullen taxi’s en particuliere auto’s hun standplaats krijgen. Op dit plein mondt ook de voetgangerstunnel uit, die de verbinding zal vormen tussen de Stationssingel ten Noorden van het station en het stationsplein. Het gesloten gedeelte van de Westelijke vleugel van het station zal op de begane grond voornamelijk worden uitgevoerd als een overdekte doorgang voor het publiek, dat van de voetgangerstunnel gebruik maakt.. Hetzelfde is het geval met de begane grond van de Oostelijke vleugel, die een overdekte doorgang naar het Oostelijke zijplein zal bevatten. Dit Oostelijke plein zal voornamelijk worden gebruikt door reizigers met rijwielen, die hier via een helling de onder de hal gelegen rijwielstalling kunnen bereiken en verlaten. Dit plein breidt zich in Oostelijke richting uit tot een groot autobusstation.
De noordelijke afsluiting van beide zijpleinen vormt de muur va het 4 meter hoog gelegen eerste perron, waaronder op sommige plaatsen enkele dienstruimten zijn ondergebracht, o.a. ten behoeve van douane en Wagon-Lits.
Van de eerste etage – die dus op het niveau van de perrons ligt – en op de tweede etage worden in beide vleugels dienstlokalen ondergebracht, die van het eerste perron af bereikbaar zijn door bordessen welke in de korte zijden van de hal worden ingebouwd. De voor de inspectiebeheerders bestemde lokaliteiten in de Westelijke vleugel zullen ook van de straat af bereikbaar zijn.
In de middenpartij komt aan het eerste perron de restauratie met daarachter de keuken, die aan de hal grenst, doch daarvan hermetisch wordt afgesloten. Voorts zijn hier het stationsbureau en andere dienstruimten ontworpen.
Op elk der zes perrons zal een restauratie worden ingericht, zoals reeds op het zesde, nog niet geheel voltooide, perron is geschied. Op de perrons komen voorts urinoirs; de afgesloten toiletten worden ingericht in een aan de reizigerstunnel grenzende ruimte onder het eerste perron.
Recht tegenover het voorgebouw, aan de andere zijde der zes perrons en aansluitend op de reizgers- en bagagetunnels, komt een kleiner voorgebouw, dat als Noordelijke in- en uitgang van het C.S. zal dienst doen. Het hiervoor ontworpen station krijgt een gevellengte van 104 meter en een hoogte van 5 meter. In de hal ter lengte van 20 meter worden een plaatskaartenkantoor met 4 loketten en een bagagebank ingericht.
Rechts van het plaatskaartenkantoor komt de doorgang naar de reizigerstunnel, die de perrons verbindt. Links van de hal worden ruimten voor snelle expressgoed en voor de douane ingericht, rechts een stalling voor 636 rijwielen, die van de hal uit rechtstreeks bereikbaar is.
De gehele gevel van het gebouw is verdeeld in vakken van 4 meter, die naar het gebruik van de er achter gelegen ruimte worden gevuld met glas, loodsdeuren, enz.
uit:
Bouw
nummer 9
27 februari 1954
blz 173 t/m 175