Nieuw Unilever-gebouw
Vijftig meter hoog, uit twaalf bouwlagen opgetrokken, verheft zich het nieuwe kantoorgebouw van Unilever met zijn strakke, blanke gevelwanden achter het oude gebouw aan het Museumpark te Rotterdam. Niet om dat oude pand te vervangen, is het nieuwe verrezen. De groei van het wereldconcern, de noodzaak ook van een sterkere concentratie van de meer dan honderd fabrieken op het Europese vasteland, schiepen een steeds grotere behoefte aan ruimte, die niet kon worden opgevangen door het houten noodkantoor, in 1950 op de daktuin aan het Museumpark gebouwd, ook niet door de nieuwe vleugel die in 1953 aan de Rochussenstraat in gebruik werd genomen en de derde verdieping die in 1954 op de vleugel aan de Wytemaweg verrezen is.
Pas toen Unilever een stuk grond verwerven kon, dat grensde aan het oude gebouw, opende zich het perspectief van een tweede kantoorpand, dat door een verbindingsgang met het oude één geheel zou kunnen vormen, en die mogelijkheid werd met beide handen aangegrepen.
Nadat het ontwerp van een andere architect, die twee plannen maakte, niet voor uitvoering in aanmerking bleek te kunnen komen, vond men in de heer A.J.B. van de Graaf van de technische afdeling van Unilever de bouwmeester, die tegen alle aan deze opdracht verbonden moeilijkheden royaal opgewassen bleek. Stadsontwikkeling kon zich na een kleine wijziging met het ontwerp akkoord verklaren en zo werd, in november 1956, met de bouw begonnen.
Er is bij die bouw, uitgevoerd door de Aannemingsmaatschappij H. en P. Voormolen, naar gestreefd zoveel mogelijk werk aan Nederlandse bedrijven op te dragen. Intussen heeft Unilever ook gebruik gemaakt van aantrekkelijke buitenlandse aanbiedingen.
Voorbeelden daarvan zijn de veertienhonderd dubbele ramen van Italiaanse fabrikaat vormen dat een airconditioningsysteem kon worden ontbeerd; de door een Oostenrijkse firma geleverde liftinstallaties, die bediend worden door een electronisch brein en de uit België afkomstige houten separatiewanden.
Het uiterlijk aspect van het nieuwe gebouw wordt in overwegende mate beheerst door de bekledingsplaten van wit natuursteen die de St.-Gotthard leverde en die het trotse kantoorpand ‘s avonds als het ware doen oplichten. Een grote partij natuurstenen platen van een minder zuiver wit werden gebruikt voor de binnenbekleding van de gangen.
Binnen het gebouw vallen vooral twee dingen op. In de eerste plaats dat men in dit pand aanmerkelijk minder diep dan het oude, de kleinere afdelingen heeft ondergebracht en de afzonderlijke kamers voor het toenemend aantal specialisten in het bedrijf. Daarnaast heeft men in dit ook inwendig voortreffelijk afgewerkte gebouw een grote doelmatigheid bereikt. Gebruik makende van smallere dan de normale traveeën is de indeling zo genormaliseerd, dat de wandkasten en tussenwanden bij gewijzigde behoefte zeer gemakkelijk te verplaatsen zijn.
De negende verdieping is de Nederlandsche en geen enkele ter zake kundige beoordelaar zal de Nederlandse criticus van chauvinisme kunnen beschuldigen., wanneer hij de mozaïekwand van de Rotterdamse kunstenaar Wally Elenbaas het meest geslaagd noemt. Die wand sluit aan bij de architectuur. Hij is van passe ondergeschikt aan het geheel en niettemin een kunstwerk van betekenis op zichzelf.
De mozaïek is vloeiend en onwrikbaar van compositie, prachtig ingetogen van kleur en ondanks de moderne deformatie der vormen volkomen verstaanbaar naar de eenvoudige inhoudsvolle voorstelling. Zij bestaat uit drie compositorisch onverbrekelijk verbonden delen, die de wisselwerking tussen mens, gemeenschap en Unilever symboliseren.
uit:
Het vrije Volk
2 oktober 1959