Het Ooster-theater
Het Ooster-theater aan de St. Jansstraat wordt hedenavond voor het publiek geopend, d.w.z. dat den Rotterdammers de gelegenheid wordt gegeven tot het bezoeken van een van die moderne inrichtingen, die dank zij het financieele succes van de film, niet ophouden in aantal te vermeerderen.
Het gaat tegenwoordig bij de opening van een nieuwe bioscoop in de eerste plaats om het gebouw als zoodanig, en het is wel merkwaardig, dat juist deze theaters voor den moderne sierkunstenaar een object vormen om zich uit te leven. Met aan waarschijnlijkheid grenzende zekerheid kan worden vastgesteld, dat op dit gebied het Tuschinski-theater te Amsterdam gedurende vele jaren aan de spits zal blijven staan. Immers, afgezien van de ongunst dezer tijden, zal er binnen afzienbaren tijd wel niet een combinatie van personen gevonden worden, die den moed heeft, aan een bioscoop- en cabaretgebouw een som van 3 miljoen gulden of meer te wagen, ten einde daarmede de verbluffen-bizarro weelde te overtreffen, die het Tuschinski-theater te Amsterdam tot in de kleinste onderdeelen kenmerkt. En zeker zal dat niet het geval zijn in een stad als Rotterdam, die met haar 70 pct. arbeidersbevolking, een volkomen herstel van het internationale verkeer behoeft, wil zij aan een op kostbare leest geschoeide inrichting van ontspanning of vermaak de daarvoor vereischte levenskansen kunnen bieden.
Het Ooster-theater, gebouwd naar de plannen van den architect Jac. van Gelderen, plaats biedend aan welhaast 1000 personen, uitwendig sober, eenvoudig en alleszins aannemelijk van lijn, is inwendig ‘modern’. Een definitie te geven van dit begrip ‘modern’ zou vermoedelijk leiden tot dezelfde onevenwichtigheid als waarin dit nieuwe streven zich pleegt te uiten. In dit gebouw heeft Dirk Homberg, die als kunstschilder meer dan eens beloften wist te leggen in hetgeen hij als zoodanig produceerde, zich als moderne sierkunstenaar uitgeleefd, en hij heeft zich daarin niet de mindere getoond van hen, die zich op dit gebied plegen te bewegen. Het ‘moderne’, het nieuwe, het eigenlijk niet te omschrijvene, treft reeds dadelijk in de hal, waar de mengeling van kleuren en motieven niet onweldadig, maar toch ook niet rustig aandoet. Zoo weerspiegelt zich ook in de zaal de geest der zoekende, onevenwichtige tijden. Werd de architect door utiliteitsoverwegingen wel gedwongen om te komen tot de grillige lijn van het overhangende balcon, die aan de rust der verhoudingen en lijnen afbreuk doet, de sierkunstenaar slaagde er in, hier tot een kleurenmengeling te komen, die de grilligheid der motieven grootendeels oploste in een weldadige eenheid, waarin de schakeeringen van warm en levendig getinte dampendoeken een fleurige afwisseling brengen. Maar met dit al manifesteert zich in dit moderne zoeken naar nieuwe lijnen en nieuwe tegenstellingen de onvolmaaktheid. Men moge zich welwillend neerleggen b.v. bij de bizarre wandversieringen ter weerszijden van het tooneel, waarvan de bedoeling even raadselachtig blijft als de uitvoering; men moge dit ‘nieuwe’ begroeten als aangenaam voor het oog en de stemming, ontbreken blijft er de impressie van gave schoonheid, die den geest weet te boeien en vast te houden. En daarmee rijst altijd opnieuw de vraag of dit nieuwe, dat in onderdeelen die schoonheid wel weet te benaderen, niet van voorbijgaande aard zal zijn. Het gebouw heeft ruime foyer, die in zwart en donkerblauw gehouden, den indruk van beschaafde intimiteit geeft en er een voorbeeld van is, hoe in dit nieuwe met weinig middelen toch ook weer veel bereikt kan worden.
Zooals dat tegenwoordig gebruikelijk is, heeft er gisterenmiddag een officieele receptie plaats gehad en des avonds een voorstelling voor genoodigden. Bij de receptie heeft de president-commissaris, de heer J.A. van Eyk hulde gebracht aan den architect, aan de aannemers Gebrs. Voormolen, aan Dirk Homberg en aan diens vrouw Nita Homber-Hannema, die het groote aantal lampenkappen naar de ontwerpen van haar man heeft gebatikt, aan de levenranciers, de commissarissen en aan de ambtenaren der gemeente. De directeur, de heer Franc. Is.B. Berkhout getuigde van de energie en het optimisme van den heer van Eyk; de heer Jac. van Gelderen huldigde de aannemers en de leveranciers; de heer C. Homberg, commissaris, sprak de beste wenschen uit voor den bloei van het theater. Bloemen en lauwerkransen werden er overhandigd; de architect ontving een teekening, de heer van Eyk een zilveren maquette van het gebouw.
Voor de openingsvoorstelling had men een uitgebreid programma in elkaar gezet. Leerrijke, aardige en goede films werden afgewisseld door dans, gezang en muziek. Een goed orkest onder leiding van Luis van Koppelen, gaf betere muziek dan men in de Rotterdamsche bioscopen pleegt te hooren.
Onze stad heeft er met het Ooster-theater een moderne bioscoop bij gekregen, waarvan het beschaafde interieur vetrouwen geeft in hetgeen er den verstrooing zoekende burger te aanschouwen gegeven zal worden.
uit:
Nieuw Rotterdamsch Courant
23 december 1921