Onthulling van het Calandmonument

Zoo is dan vandaag het Calandmonument onthuld en daarmee hersteld het onrecht dat “terwijl voor Stieltjes in de Rottestad een monument verrees, Caland er niet wordt gehuldigd”.

En dat dit onrecht is goedgemaakt jegens Pieter Caland, den schepper van den Waterweg van Rotterdam naar zee, jegens den man, die in den voorzomer van 1902 als het ware onopgemerkt heenging, we danken onze met 1 Mei 1906 afgetreden burgemeester s’Jacob die – schreven we in ons no. van 18 Febr. 1907, in een artikel over Caland en zijn grootsche schepping – “die èn als burgemeester van Rotterdam èn als ingenieur, Caland’s beteekenis heeft kunnen beoordeelen”. We danken het den heer s’Jacob, die, met dit monument, met deze hulde aan den grooten waterbouwkundige, een bestemming gaf aan het door hem bij zijn aftreden van de burgerij ontvangen geschenk, die ons en geslachten na ons den naam Caland in levende herinnering houden zal, maar ook de herinnering houden zal, maar ook de herinnering zal onderhouden aan een tijdperk, waarin de Maasstad, onder bestuur van den heer s’Jacob, en dank zij Caland’s schepping, een der voornaamste wereldhavens werd…

Het gedenkteeken is een monumentale fontein naar het ontwerp van onze vroegeren stadsgenoot, den tegenwoordogen hoogleeraar Henri Evers, gebouwd op het verhoogde ovaal op het Van Hogendorpsplein, tusschen de Passage en het Ziekenhuis, aan de zijde der Boijmansstraat.

Ziehier wat prof. Henri Evers er van zegt in zijn memorie van toelichting, in ‘t begin van dit jaar aan den Raad overgelegd bij het voorstel van B. en W. tot aanvaarding van het geschenk en tot het verleenen van de vereischte medewerking vanwege de gemeente.

De leidende gedachte van het gedenksteeken aldus de heer Evers is als volgt: Het geheel bedoelt te zijn een blijvende hulde aan den ingenieur P. Caland, den ontwerper van Rotterdam’s Waterweg naar zee. In verband hiermede is het karakter der Maasstad als groote havenplaats voor den transitohandel herdacht.

Het streven naar een krachtige, monumentaal geheel, zoowel in verband met het locaal karakter der bedrijvige groothandelsplaats, als met de ruime omgeving van het plein zelf, bepaalde den algeheelen vorm van het gedenkteeken.

Zijn kern bestaat uit een vierkanten hoogen onderbouw, die een monumentale obelisk draagt met figurale bekroning. Op de vier hoeken staan ranke motieven met gouden sterren bekroond en wier vorm den lichttonen herinnert. Zij ontwikkelen zich uit schuin geplaatste, trapvormige, oploopende muren. Ter voorzijde staat een gedenksteen met het bronzen profiel van Caland, door een Lauwerkrans en toepasselijk opschrift omgeven. Toepasselijke opschriften bevinden zich eveneens op gedenktafels tegen de drie overige zijden geplaatst.

Een zinnebeeldige herdenking van Rotterdam als handelsplaats is vervat in de scheepvaart als draagster van Handel en Nijverheid, die door bronzen kinderfiguren zijn voorgesteld. Terzelfder hoogte bevinden zich aan zij- en achterkanten poort- of sluisvormige openingen, waarvoor waterbekkens zijn geplaatst. Decoratieve spuierkoppen loozen hierin het water.

Op drie treden verrijst nu de hooge, vierkante obelisk, die door een bolvormige motief wordt bekroond. Hierop troont de genius van Rotterdam, als een gevleugelde vrouwenfiguur, hoog houdende den Mercuriusstaf, embleem van den Handel. De wapens van stad en provincie, hieronder aangebracht, herinneren den loop van den Waterweg.

Eindelijk is het geheel geplaatst in een rond waterbekken, welks mozaïek-vloer zich drie treden biven het trottoir verheft. Hoewel de waterspeling een integrerend deel de conceptie vormt, is zij toch geheel ondergeschikt aan den decoratieve omtrek van het monument.

De massa van het monument bestaat uit gehouwen steen, hetzij pierre d’ Ecaussines of pierre d’Euville. De decoratieve deelen, zooals de figuren, emblemen, spuiers en koppen zij van brons gedacht, enkele ervan verguld.

uit:
Rotterdamsch Nieuwsblad
24 december 1907