Reuzen kantoorflat op Schiedamsedijk
Rotterdam zoekt het thans meer en meer in de hoogte. Vlak in de buurt van de Maastorenflat, die al bijna zijn grootste hoogte geeft bereikt, wordt binnenkort begonnen aan de bouw van een nog hogere kantoorflat. Deze zal verrijzen op de hoek van de Schiedamsedijk en de Schilderstraat. Het bouwwerk wordt 53 meter hoog, vanaf de kruin van de Schiedamsedijk gerekend. Het behoort dus tot de hoogste gebouwen van Rotterdam.
De N.V. Aannemingsmaatschappij J.P. van Eesteren gaat deze flat zetten in opdracht van het Philips Pensioenfonds, Architect H.D. Bakker ontwierp deze reuzenflat.
Het gebouw krijgt veertien verdiepingen, waarop 27 kleinere kantoren zullen kunnen worden gehuisvest. Op de begane grond komen een showroom en een winkel. Twee volautomatische liften zorgen voor de verticale verbindingen. De flat wordt aangesloten op de stadsverwarming.
uit:
Het Vrije Volk
17 mei 1955
Oeroude artikelen en een boze buurman…
Rotterdam heeft er in de kantoorflat op de hoek van de Schiemdamsedijk en de Schilderstraat een opvallend gebouw bij. Opvallend niet alleen door de hoogte (55 meter) of de plats op de dijk langs de Leuvenhaven, maar vooral door de noordelijke gevel. Drie gevels zijn zoals men bij een dergelijke bouwwerk mag verwachten, voorzien van grote ramen, waardoor het daglicht ongehinderd kan binnentreden, de vierde, noordelijke, echter bezit alleen smalle spleetjes van g;as in een overigens blinde muur.
Er zullen weinig mensen zijn die dit uiterlijk kunnen bewonderen. Er kan ook weinig goeds gezegd worden van die wit-blinkende wand, die hoog oprijst boven de omringende lagere bebouwing en alle blikken trekt. Het is een onaantrekkelijk, onpersoonlijk en dood vlak.
Eén van de mensen, die het minst gelukkig zijn met deze gevel is de ontwerper van de flat, de Rotterdamse architect H.D. Bakker. ” De opzet was natuurlijk die vierde wand evenals de 3 andere normale vensters te geven,” zegt de heer Bakker. “Hoe zou het ook anders kunnen? Iedereen die in het centrum loopt, ziet die gevel. Een blinde of bijna blinde muur was dus bij voorbaat uitgesloten. Maar ja, tegen de wet is niet te vechten, al had ik nooit gedacht dat ik mijn ontwerp nog eens zo ingrijpend zou moeten veranderen…” Deze wat verbitterde worden gelden de artikelen 693 en 694 van het Burgerlijk Wetboek, die luiden:
“De eigenaar van eenen muur, die niet gemeen is, en waartegen het erf van eenen anderen onmiddelijk aanligt, mag in dien muur lichten of vensters maken van dichte ijzeren traliën voorzien, en met vaststaande ramen. De traliën zullen, ten hoogste één palm tusschenruimte de eene van de andere mogen hebben.”
en
“Deze vensters of openingen mogen niet lager gemaakt worden dan vijfentwintig palmen boven den vloer of grond der kamer, welke men verlichten wil, indien dezelve met de straat gelijkvloers is, en niet lager dan twintig palmen boven den vloer, voor hoogere verdiepingen.”
De ander, wiens erf onmiddelijk tegen de flat aanligt, is de Holland Bolinder Technische Bureau N.V. aan de Schiedamsedijk. En deze heeft geeist, met de vinger bij die zelden toegepaste artikelen van het Burgerlijk Wetboek, dat de vensters van de flat niet lager dan vijfentwintig of twintig palmen zouden worden. Dat betekende raampjes van hoogstens vijftig centimeter, want een palm is tien centimeter. Architect Bakker had dit toen maar te doen. Het aanbrengen van de traliën werd niet gevraagd…
Dubbel pijnlijk in deze kwestie is echter dat Holland Bolinder N.V. het in eerste instantie helemaal niet om die vensters is begonnen. Ze heeft alleen getracht met de artikelen uit het BW als wapen van de Dienst van Stadsontwikkeling de vergunning los te krijgen om haar eigen gebouw te verhogen.
Want dáár wringt de schoen. Toen Holland Bolinder in 1947 aan de Schiedamsedijk zou gaan bouwen, had ze het plan een pand van drie bouwlagen op te trekken. Maar de Dienst van Stadsontwikkeling en Wederopbouw voelde daar niets voor om redenen van stedebouwkundige aard. De gevellijn van de Schiedamsedijk zou volgens de stedebouwkundigen afbreuk worden gedaan als dit gebouw meer dan één verdieping zou krijgen. Het overleg liep uit op een compromis: aan de voorzijde werd het gebouw twee lagen hoog, aan de achterzijde kwam een derde.
Het verlangen naar een complete derde bouwlaag liet de N.V. echter niet los en men dacht zijn kans te zien toen op de hoek van de Schilderstraat een kantoorflat zou verrijzen, waarop die artikelen 693 en 694 van het Burgerlijk Wetboek van toepassing waren.
Het spelletje werd inderdaad zo gespeeld. Toen de bouwplannen gereed waren, maakte Holland Bolinder haar bezwaren bekend met verwijzing naar de stoffige artikelen van het BW en moest architect, zij het met tegenzin, zijn ontwerp gaan wijzigen.
Maar tegelijkertijd liet de N.V. de aannemer van het bouwwerk weten dat ze haar eisen zou laten vallen als Stadsontwikkeling de bouw van een tweede verdieping met een liftmachinehuisje zou goedkeuren…
Het was een handig vliegertje dat echter niet opging. Want Stadsontwikkeling bleef bij haar eerder ingenomen standpunt dat een derde bouwlaag niet verantwoord zou zijn en ging niet op de suggestie van het Technische Bureau in. En bovendien keurde ze het gewijzigde ontwerp van architect Bakker goed, zodat er niet meer te ruilen overbleef. Het touwtje, waarom men had kunnen trekken, was gebroken.
En het resultaat? Holland Bolinder heeft nog steeds geen complete derde bouwlaag en het ziet er niet naar uit, dat ze die spoedig zal krijgen. En Rotterdam zit opgescheept met een modern flatgebouw met een stad onwaardige gevel.
uit:
Het Vrije Volk
05 maart 1958