Het nieuwe onderstation van het G.E.B. aan de Delftschevaart

We geven hierboven de afbeelding van het onderstation, dat de dienst van P.W. ten behoeve van het gemeentelijk electriciteitsbedrijf aan het bouwen is, op het door slooping vrij gekomen terrein achter de Stadsbank van Leening, begrensd door de Delftschevaart, de Bagijnenstraat, de Bagijnenhofstraat en de Wijde Broederstreef, dus op den bodem van het oudste Rotterdam.

Dekern van het station is de ongeveer 30 M. lange, 10 M. breede en ongeveer 16 M. hooge machinehal met zijn neven ruimten. Daarnaast bevindt zich groote kabelruimte in den kelder, terwijl op de verdieping een kantoortje voor den opzichter en een werkplaats en magazijn met kleed- en waschlokaal zich bevinden. Het gebouw is onderheid met honderden palen; de fundeering bestaat uit en doorgaande betonplaat, die onder de machinehal een meter dik is.

Ook in de opgaande constructie is op vele plaatsen beton gebruikt, maar de muren worden in hoofdzaak in baksteen betrokken.

De machinehal krijgt een geweldigen ingang – door een rolluik afgesloten – aan den kant van de Bagijnstraat, om de zware machines er later gemakkelijk in en eventueel ook weer uit te brengen. Voor welk doel binnen tevens gelegenheid is gemaakt door het aanbrengen van een baan voor een zeer zware loopkraan.

De uiteraard sobere architectuur maakt een grooten kloeken indruk, gelijk dat in den laatsten tijd bij alle de moderne techniek dienende gebouwen der gemeente het geval is.

Het terrein wordt voorloopig maar voor een deel bebouwd, met het oog op latere uitbreidingen van het onderstation, dat aanvankelijk bestemd was te worden gekoppeld aan het nieuwe kantoorgebouw, dat het slecht gehuisveste G.E.B. eigenlijk dringend noodig heeft.

Maar met het oog op den ongunstigen financieelen toestand der gemeente, is het werk tot het noodige beperkt.

uit:
Rotterdamsch Nieuwsblad
11 augustus 1924