Een mooie hoek met huizen

Op verzoek van het bouwbureau Henri van Ingen, Vlietlaan 8, te Rotterdam, zijn we eens derwaarts getogen, om eenige huizen aan de Julianalaan te bezichtigen. De Julianalaan behoort reeds tot de grootste stedelijke onderneming, welke villapark Rozenburg heet. Indertijd hebben wij over dit plan geschreven. Men zal de heerlijke Kralingsche plas ombouwen en hier en daar zelfs een kunstmatige heuvel aan den oever neerzetten. De stellage voor de spuitbuis is reeds aangebracht, allesbehalve tot sieraad van Rotterdam. Wanneer met het opspuiten zal worden begonnen, konden we niet te weten komen.

Intusschen is men den ingaan van het park reeds druk met bouwen begonnen, helaas op een manier, die weinig goeds voorspelt voor de toekomst van het zoo mooie plan. ‘t Lijkt hier wel het omgekeerde van parkbouw. Men zet de huizen vlak op elkaar en de Schoonheidscommissie schijnt zich om den gevel weinig te bekommeren. Het wordt hier een park, waarvan de bewoners bij elkaar op tafel kunnen kijken. ‘t Is zonde en jammer.

Verder schijnt men in Rotterdam nog weinig van de moderne bouwwijze te willen weten. Slechts enkele architect heeft een aardig, nieuw, gedurfd ding mogen optrekken, maar vanwege de omgeving komen deze huisjes niet tot hun recht en doen ze eerder vreemd aan.

De heer van Ingen, met wie wij onze wandeling deden, vertelde, dat de Rotterdammer over het algemeen zeer aan de oude bouwwijze is gehecht. Een huis zonder suite is voor hem geen huis. Voor hal en trappenhuis wordt over het algemeen ook niet veel gevoeld. Men begrijpt, dat daardoor de bouwerij in het Rozenburgpark, nog afgezien van de zuinigheid met den grond, iets zwaars en massaals heeft, geheel in strijd met het karakter der andere woonparken. Maar wat soliditeit aangaat, is de zaak in orde, voor zoover wij konden nagaan.

Dit geldt in bijzondere mate van het viertal huizen, welke hieronder zijn afgebeeld en een sieraad vormen van den straathoek. Vooral het hoekhuis met den erkertoren moet den Rotterdammer het hart stelen. Het zou ‘t ook ons doen, ware het niet, dat wij voor zoo’n kapitaal huis vestibule en trap te eng vinden. De architect, die in opdracht handelde, treft hier natuurlijk geen verwijt. hij moet blijven in het oude recept, dat alle krachten wil uitgeoefend zien op de kamers en dat aan trap en vestibule een beslist ondergeschikt belang toekent.

De kamers zijn ware prachtstukken, de afwerking is keurig en wij vinden den prijs voor Rotterdam niet te hoog; niet minder waar het gebruikte materiaal niets te wenschen laat. Hoe jammer toch, dat men trap en gang zoo nauw maakte. Het woonhoekje is natuurlijk heerlijk, want al bebouwt men o.i. den ingang van het park veel te dicht, op de kostelijke, wijde, frissche, schilderachtige plas ligt een eeuwige servituut. In een paar minuten staat de gelukkige bewoner van deze perceelen aan het kabbelende water en wacht hem een sierlijke zeilbootje of een verkwikkend bad, en als het wintert kan hij de schaatsen aanbinden en zwieren naar hartelust over het breede ijsveld. Een ideaal plekje om te wonen.

uit:
Het vaderland 
23 juni 1921